In Dorestad – waar nu Wijk bij Duurstede ligt – heeft rond 716 Bonifatius voet aan wal gezet, zo blijkt uit deze gevelsteen. En dat hij een belezen man was, moge ook duidelijk zijn.
Maar hoe zat het eigenlijk met deze kerkhervormer? We kennen hem van Dokkum, niet zozeer van Dorestad. Een rondje langs google en wikipedia levert dit levensverhaal op.
Dorestad was eind 7e eeuw een van de belangrijkste handelsplaatsen in Noordwest-Europa. Het lag bij de splitsing van Rijn en Lek, in het land van de Friezen. De stad was eind 7e eeuw vaak inzet van oorlog tussen de Friezen en de Franken. Rond 719 kwam Dorestad in Frankische handen. Het gebied ten zuiden van de Rijn tot aan de zee werd Frankisch, maar de macht van de Friezen in het rivierengebied ging niet helemaal verloren. Zij bleven baas in het gebied van de Utrechtse Vecht.
Rond die tijd – 716 – verliet Bonifatius (toen nog Winfried geheten) zijn geboorteland Engeland voor zijn eerste missie naar Friesland. Hij wilde de bewoners bekeren tot het christendom door in hun eigen taal tot hen te prediken. Zijn eigen Angelsaksisch (Oudengels) was verwant aan het Oudfries, vandaar deze keuze. De eerste zendingsreis werd een mislukking door de strijd die daar op dat moment gevoerd werd. Winfried werd gedwongen huiswaarts te keren.
In 718 verzocht hij de paus om goedkeuring om de Germanen te bekeren tot het christendom. De paus gaf toestemming en hij gaf Winfried een nieuwe naam: Bonifatius (hij die het goede doet).
Na het terugdringen van de Friezen, in 719, kon het missioneringswerk worden voortzetten. Bonifatius assisteerde hierbij. Hij werd daarna aangewezen als opvolger van de bisschop, maar Bonifatius gaf de voorkeur aan het missioneringswerk en weigerde. Hierop benoemde de paus hem tot bisschop-missionaris van de Germaanse gebieden om deze zo onder het gezag te brengen van de kerk van Rome.
Tot zover zijn missiewerk rondom Dorestad.
Om het verhaal compleet te maken – we kennen Bonifatius immers allemaal van zijn dood bij Dokkum – het vervolg:
Bonifatius heeft zijn hele leven in dienst gesteld om het christendom te predikken in Europa. Ook voor het niet-christelijke Friesland heeft hij verschillende pogingen ondernomen de heidenen tot het christendom te bekeren. Als bejaarde kerkelijk leider trok hij in 754 naar Friesland en doopte daar grote aantallen Friezen. Ook belegde hij een bijeenkomst om de bekeerlingen het sacrament van het heilig vormsel toe te dienen. Hij sloeg daarvoor in Dokkum zijn kamp op. Maar in plaats van daar zijn bekeerlingen te treffen, werd hij overvallen door een groep gewapende Friezen die hem op 5 juni 754 doodde, samen met zijn 52 metgezellen.